A.N. is een Fransman met Algerijnse roots die in de lente van 1957 in België arriveert onder het voorwendsel te huwen met een Belgische vrouw en een handelszaak te stichten. Zijn verblijf is echter behoorlijk hobbelig. In de zomer van 1957 wordt hij veroordeeld wegens diefstal. Twee jaar later belandt hij in de cel wegens verboden wapendracht, doodsbedreigingen en opzettelijke slagen. Het vermoeden dat A.N. in België geldinzamelingen komt doen voor het Algerijnse Front de Libération nationale en diens gerechtelijk verleden in Frankrijk volstaan om hem uit te wijzen.

In afwachting van zijn uitzetting over de Franse grens schrijft A.N. vanuit de gevangenis een brief aan de Minister van Justitie. Hij schrijft geen genadeverzoek, zoals vaak het geval is bij geïnterneerden, maar zich neergelegd bij zijn lot en neemt de gelegenheid te baat om zijn ongezouten mening neer te pennen. Van zodra zijn gevangenisstraf is uitgezeten, wordt A.N. in juli 1959 over de Franse grens gezet. Toch keert hij november van dat jaar terug naar België, al kijkt hij ook ditmaal uit op verblijf van twee maand in de cel. In januari 1960 wordt hij opnieuw over de grens gezet en ditmaal verdwijnt hij met de noorderzon.