Vluchtelingenbeleid

Ontheemde personen in het onbeloofde land

In het najaar van 1946 staat de regering voor een uitdaging. De mijnindustrie kampt nog steeds met een nijpend tekort aan arbeidskrachten. De rekrutering van de Italianen die in de zomer van dat jaar is begonnen, blijft onder de verwachtingen: wekelijks arriveren “slechts” 1000 Italiaanse gastarbeiders in plaats van de vooropgestelde 2000. De beleidsmakers zien een mogelijke oplossing voor het arbeidstekort in het bezette West-Duitsland. Eind 1946 bevinden zich nog tienduizenden ontheemde personen (Displaced Persons) in kampen binnen de Amerikaanse en Britse bezettingszones. Eigentijdse documenten bestempelen deze als “Balten” of “arbeiders uit de Baltische staten”. Die terminologie is misleidend want het gaat voornamelijk om Polen, Oekraïners en Sovjets, kortom personen uit landen die in 1945 Sovjetgebied zijn geworden en die niet meer naar de andere kant van het ijzeren gordijn willen verhuizen. De onderhandelingen met de geallieerden kunnen pas van start gaan wanneer de Belgische overheid de repatriëring aankondigt van de 45.000 Duitse krijgsgevangenen die dan nog in ons land zijn tewerkgesteld. De regering zet het licht op groen in november 1946, waarna al in januari 1947 een akkoord met de Amerikanen wordt bereikt.

Het is niet de eerste keer dat Displaced Persons (DP’s) in de Belgische mijnbekkens belanden. Eind 1945 werden al meer dan 2000 Poolse DP’s ingeschakeld. De rekruteringsoperatie in 1947 is evenwel grootschaliger en gebonden aan voorwaarden. De mijndirecties zullen om en bij de 22.000 ontheemden tewerkstellen en -met tegenzin- ook 12.000 van hun gezinsleden opvangen. De DP’s krijgen een tweejarig arbeidscontract voorgeschoteld, met garantie op verlenging. Er is een terugkeerclausule voorzien voor wie deze rit niet wil uitzitten en België kan voor elke gerepatrieerde DP een nieuwe werkwillige verkrijgen. Zo past de operatie in het plaatje van de Amerikaanse autoriteiten om de DP-kampen in hun bezettingszone gaandeweg te ontruimen. Volgens de overeenkomst is de terugkeerclausule wel niet van toepassing op DP’s die na minstens drie maanden verblijf werkonbekwaam worden. Vanaf maart 1948 geniet deze laatsten ook werkloosheidsuitkeringen van onbeperkte duur, een gunstmaatregel die niet voor andere gastarbeiders is weggelegd.

Aanvankelijk kent het rekruteringsproject een behoorlijk succes: van april tot juli 1947 trekken 15.700 ontheemden naar België om er een nieuw bestaan op te bouwen. Hun enthousiasme is echter van korte duur. Bij aankomst blijkt de huisvesting bijzonder problematisch: de mijnpatroons kunnen niet iedereen een gepaste woonplaats aanbieden en dus worden vele DP’s ondergebracht in barakken die dienst hebben gedaan voor de intussen gerepatrieerde Duitse krijgsgevangenen. Naast de erbarmelijke woonomstandigheden wakkeren ook de gebrekkige omkadering, medische bijstand en scholing op de werkvloer de ontevredenheid aan. Polen, Oekraïners en Russen worden samen tewerkgesteld, vaak zonder tolken. In het najaar van 1947 is de slechte reputatie van de Belgische mijnen doorgedrongen in de Duitse vluchtelingenkampen. Ook de mijnpatroons zien niet veel heil meer in de operatie, wat zich vertaalt in dalende rekruteringscijfers. Daarnaast krijgen de patroons te kampen met een stijgend aantal “deserties” onder de DP’s. Midden 1948 heeft een derde van hen al de mijn verlaten, in maart 1949 is dit aantal reeds opgelopen tot 40 procent.

In de lente van 1949 komt het tot een confrontatie. De meerderheid van de ontheemden beëindigen dan hun tweejarig arbeidscontract en bij gebrek aan andere tewerkstellingsmogelijkheden buiten de mijnsector verkiezen velen hun repatriëring naar Duitsland. Op 19 april 1949 vertrekt een konvooi van 350 personen vanuit Limburg naar Brussel. De “mars op Brussel” vindt spoedig navolging bij andere DP’s die in de hoofdstad een onderkomen vinden in geïmproviseerde tentenkampen. De situatie duurt verschillende maanden, tot de regering in september voor de harde aanpak kiest: de DP’s worden uit het Brusselse straatbeeld gehaald en manu militari naar een kazerne in Bergen overgeheveld. Eind september 1949 lijken de mijnbekkens op versterkte vestingen met rijkswachtblokkades langs de wegen, die nieuwe “deserties” moeten verhinderen. Het plan van de regering om over te gaan tot de massale repatriëring van de werkonwilligen (met verlies van hun speciaal statuut) als afschrikmiddel vangt echter bot. De Amerikaanse autoriteiten weigeren de ontheemden terug te nemen en plaatst de regering voor een patstelling. Onder druk van ontheemden die intussen in hongerstaking gegaan zijn, toont de overheid zich bereid om hun arbeidsrecht te verruimen tot andere prioritaire sectoren van de arbeidsmarkt: metaal- of bouwnijverheid en landbouw. Eind 1951 wordt tenslotte een belangrijk principe voor vluchtelingen of DP’s vastgelegd: een verblijf van drie jaar betekent voortaan een onbeperkte toegang tot alle segmenten van de arbeidsmarkt. Voor de meeste ontheemden komen deze toegevingen te laat: begin jaren 1950 verkiezen velen te emigreren naar een overzeese bestemming. Slechts een kwart van de DP’s zal zich definitief in België vestigen.